Examples of using "Studentessa" in a sentence and their dutch translations:
Zij is een student.
Ze is geen student.
Ze is een goede studente.
Die scholier is Amerikaanse.
Ik ben een nieuwe studente.
Ze is een goede studente.
Lucy is een student uit Amerika.
- Zijt ge student?
- Bent u student?
- Bent u studente?
- Ben je student?
Ze is een jonge student.
Lucy is een student uit Amerika.
Mary is een internationale student.
- Zijt ge student?
- Ben je student?
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
Ze is een studente die serieus studeert.
- Ik ben een nieuwe student.
- Ik ben een nieuwe studente.
Ik ben een student uit Italië.
Toen was ik student.
Ik ben geen student.
Ben je een Japanse student?
Ik ben een Japanse student.
Die student is lui.
- Ik ben een nieuwe student.
- Ik ben een nieuwe studente.
- Ik ben geen slechte student.
- Ik ben geen slechte leerling.
- Ik ben niet een slechte student.
- Ik ben niet een slechte leerling.
Ze plaagden de nieuwe studente.
Ik heb de boeken aan deze student gegeven.
Bent u een middelbare scholier?
Geen enkele student in onze klas is intelligenter dan Kate.
- "Ken ik jou niet ergens van?" vroeg de student.
- "Ken ik u niet ergens van?" vroeg de student.