Examples of using "会いました" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb hem gezien.
Ik heb Mary gisteren ontmoet.
Wanneer heb je hem ontmoet?
In januari was ik bij hem.
Grouchy… Moncey… Poniatowksi… en Jourdan ontmoet .
Ik heb hem gezien.
Tot nu toe hebben we maarschalken Pérignon…
Trouwens, heb je hem recent nog gezien?
Ik ben mijn leraar tegengekomen onderweg naar het station.
Gisteren heb ik je ouders ontmoet.
Heb je hem in de universiteit ontmoet?
Het is tijden sinds we elkaar voor het laatst zagen.
stuitte ik op het onderwerp ‘chronische wonden’.
- Gisteren zag ze een grote man.
- Gisteren heeft hij een grote man gezien.
- Waar heb je de jongen gezien?
- Waar hebben jullie de jongen gezien?
- Waar heeft u de jongen gezien?
Ik heb hem ontmoet toen hij in Japan was.
en ontmoette Beresfords grotere leger op weg naar Albuera.
Ik ben mijn leraar tegengekomen onderweg naar het station.
Ik heb een neus-, keel- en orenarts ontmoet op een feest zondag.
en ontmoette de toekomstige keizer voor het eerst bij de belegering van Toulon, waar Napoleon naam maakte.
Ik ontmoette hem op weg naar huis.
- Ik heb je vader gisteren ontmoet.
- Ik heb uw vader gisteren ontmoet.
- Ik heb jullie vader gisteren ontmoet.
Gisteren zag ze een grote man.