Translation of "„kto" in Dutch

Wie heeft er vals gespeeld?

Wie juichte er?

- Wie reageerde?
- Wie heeft gereageerd?

- Wie is dood?
- Wie is gestorven?
- Wie is overleden?
- Wie is er doodgegaan?
- Wie is er overleden?

Wie weet?

- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?

Wie raakte in paniek?

Wie?

Wie heeft het gebroken?

Wie stopte?

Wie heeft bijgedragen?

Wie woont hier?

- Wie is er aan het winnen?
- Wie staat er voor?

Wie rijdt?

- Wie leest er?
- Wie belt er?
- Wie is er aan het bellen?

Wie dan?

Wie is de volgende?

- Wie is er gestopt?
- Wie heeft er ontslag genomen?

- Wie won er?
- Wie heeft gewonnen?

Wie heeft er gegeten?

Wie dan?

Wie is er ontsnapt?

Wie viel?

Wie heeft geluisterd?

- Wie is er gebleven?
- Wie bleef er?

Wie blijft er?

Wie stond er?

Wie is dit?

Wie weet?

Wie is daar?

Wie betaalt er?

Wie spreekt er?

Wie heeft het overleefd?

Wie neuriet?

Wie vertrekt?

Wie begint?

- Wie bent u?
- Wie zijt gij?
- Wie zijn jullie?
- Wie ben jij?

Wie was het er niet mee eens?

Wie heeft de sneeuwpop gemaakt?

Wie heeft de telefoon uitgevonden?

"Wie is het?" "Ik ben het."

Wie heeft een brief geschreven?

Wie heeft karaoke uitgevonden?

Wie kan mij helpen?

Wie heeft Hamlet geschreven?

Wie heeft het gebouwd?

Wie heeft radium ontdekt?

- Wie heeft het gedaan?
- Wie deed het?

Wie is dit?

Wie bewaakt de bewakers?

Wie is van wacht?

Wie heeft het wapen?

Wie denkt er zo over?

Wie wil er thee?

Wie wil gaan?

Wie gaat ernaartoe?

Wie heeft de fles gebroken?

- Wie luistert naar Tom?
- Wie luistert er nou naar Tom?

Wie heeft het getekend?

Wie houdt van oorlog?

Wie heeft de vaas gebroken?

Wie gaat de rekening betalen?

Wie heeft de Bijbel geschreven?

Wie is de jongste?

- Wie gaf zich over?
- Wie heeft zich overgegeven?

Wie heeft die gemaakt?

Wie durft?

Wie heeft dit gebroken?

- Wie wil er friet?
- Wie wil er patat?

Is daar iemand?

Wie heeft dat gebouwd?

- Wie heeft Tom gedood?
- Wie heeft Tom vermoord?

Wie weet dat?

Wie heeft jullie gevonden?

Wie hielp Tom?

Wie lacht er?

- Wie is uw leraar?
- Wie is jouw leraar?

Wie heeft het Witte Huis ontworpen?

Wie heeft Hamlet geschreven?

Wie heeft dit plan gemaakt?

- Wie helpt uw moeder?
- Wie helpt je moeder?

Wie heeft deze brief geschreven?

- Wie heeft u dat geleerd?
- Wie heeft je dat geleerd?

Wie leert jou Duits?

- Wie heeft je dit aangedaan?
- Wie heeft je dat aangedaan?

Wie heeft die doos gemaakt?