Translation of "Czyta" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Czyta" in a sentence and their dutch translations:

Kto czyta?

- Wie leest er?
- Wie belt er?
- Wie is er aan het bellen?

Kobieta czyta.

De vrouw is aan het lezen.

Ta kobieta czyta.

De vrouw is aan het lezen.

Ona czyta chiński.

Ze leest Chinees.

Co pan czyta?

Wat ben je aan het lezen?

On ciągle czyta.

Hij leest voortdurend.

On ledwo czyta.

Hij kan nauwelijks lezen.

Co rano czyta gazetę.

- Iedere morgen leest hij de krant.
- Iedere morgen leest ze de krant.

Wiem, że on czyta.

Ik weet dat hij leest.

On tylko czyta prozę.

Hij leest alleen proza.

- Co czytasz?
- Co pan czyta?

- Wat ben je aan het lezen?
- Wat bent u aan het lezen?
- Wat zijn jullie aan het lezen?
- Wat lezen jullie?

Tę książkę czyta się ciekawie.

Dit boek is interessant om te lezen.

On czyta gazetę każdego rana.

Iedere morgen leest hij de krant.

Nie czyta się podczas jedzenia.

Tijdens het eten wordt niet gelezen.

Tom nie czyta nawet gazet.

Tom leest de krant niet eens.

Ona każdego rana czyta gazetę.

- Iedere morgen leest ze de krant.
- Ze leest elke morgen de krant.

Mój ojciec często czyta gazetę w czasie posiłku.

Mijn vader leest vaak de krant tijdens de maaltijd.

Teraz ja czytam, ty czytasz i on czyta; wszyscy czytamy.

Nu lees ik, lees jij en leest hij; wij lezen allen.