Translation of "Zabiła" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "Zabiła" in a sentence and their dutch translations:

- Betty ją zabiła.
- Betty zabiła go.

Betty heeft hem gedood.

- Betty zabiła swoją matkę.
- Betty zabiła matkę.

- Betty vermoordde haar moeder.
- Betty heeft haar moeder gedood.

Betty ją zabiła.

Betty vermoordde haar.

Betty zabiła go.

Betty heeft hem gedood.

Betty go zabiła.

Betty heeft hem gedood.

Zabiła go nożem.

- Ze doodde hem met een mes.
- Ze vermoordde hem met een mes.

Melania zabiła pająka dłonią.

Melanie heeft een spin met haar hand gedood.

Melania przez przypadek zabiła muchę.

- Melanie heeft per ongeluk een vlieg gedood.
- Melanie heeft zonder opzet een vlieg gedood.