Examples of using "Mês" in a sentence and their dutch translations:
We hadden deze maand veel regen.
Ik ga volgende maand verhuizen.
Een maancyclus duurt korter dan een maand.
Ik verhuis volgende maand.
Ik verhuis volgende maand.
- Ik verhuisde een maand geleden.
- Ik ben afgelopen maand verhuisd.
We hebben veel regen gehad deze maand.
Het heeft afgelopen maand veel geregend.
Ik neem vakantie volgende maand.
Zij verwacht deze maand een baby.
Ik heb een salaris van 300.000 yen per maand.
Ze was afgelopen maand in Amerika.
Hoeveel boeken leest ge per maand?
Hij zit al een maand zonder werk.
De lessen zijn vorige maand begonnen.
Een maand is te weinig tijd.
Hoeveel boeken leest ge per maand?
Hij verdient 300.000 yen per maand.
Hoeveel verdient Tom per maand?
Ik lees elke maand minstens één boek.
De volgende maand zal ze bevallen.
Jullie hebben de huur voor deze maand nog niet betaald.
December is de laatste maand van het jaar.
Hij zal volgende maand naar New York gaan.
De eerste maand van het jaar is januari.
Januari is de eerste maand van het jaar.
April is de vierde maand van het jaar.
Ik was vorige maand in Londen.
De vorige maand is ze met Tom gehuwd.
Zeg mij de naam van de negende maand.
- Hij komt hier een maal per maand.
- Hij komt hier eens per maand.
Je bent een maand achter met je huur.
- Was je vorige maand in Amerika?
- Was u vorige maand in Amerika?
- Waren jullie vorige maand in Amerika?
De maand november loopt ten einde.
Zij lag een maand in het ziekenhuis.
Ze heeft afgelopen maand ontslag genomen.
Er zijn per maand maar een paar heldere nachten.
Mijn moeder is sinds de vorige maand ziek.
Hij laat zijn haar eens per maand knippen.
Ik heb een paar duiten op zak deze maand.
Ze wordt niet per maand betaald, maar per dag.
Volgende maand vertrek ik naar Australië.
Hij gaat volgende maand naar Parijs.
Volgende maand zal ze bevallen.
Ik lees elke maand minstens één boek.
Tom zal de volgende maand niet hier zijn.
Mijn verjaardag is pas over een maand.
We verhuizen volgende maand.
Hij schrijft zijn ouders eens per maand.
Ik vertrek volgende maand naar Australië.
De president van Frankrijk zal volgende maand Japan bezoeken.
Ik had een blaasontsteking vorige maand
Een keer per maand luncht zij met haar vader.
We gaan volgende maand naar Estland reizen.
Ze heeft afgelopen maand een reis naar Europa gemaakt.
Dit geld zal niet genoeg zijn voor de hele maand.
Tom was vorige maand niet in Australië, toch?
...week na maand na jaar na jaar.
Welke datum is het vandaag?
Haar oudere zus is afgelopen maand getrouwd.
De president van Frankrijk zal volgende maand Japan bezoeken.
Tegen het eind van de maand is Tom meestal helemaal blut.
Het is leuk om iedere maand een door hem gestuurde brief te lezen.
Hij komt op de 5e en 15e van elke maand.
Ergens volgende maand wil ik naar Kyoto gaan.
Tom zegt dat hij zijn wachtwoord minstens één keer per maand verandert.
Tom, met wie ik het appartement deelde, is de afgelopen maand verhuisd.
Twee keer per maand staan de zon, de maan en de aarde op één lijn.
Bijna een derde zal sterven voor ze een maand oud zijn.
De maand voor Kerstmis is een zeer drukke tijd van het jaar voor de winkels.
Na meer dan een maand liet men mij weten dat die belofte niet gehouden was.
Mijn zwager is op de dertigste van de vorige maand uit Rio de Janeiro gekomen en vertrekt morgen naar São Paulo.