Examples of using "жив" in a sentence and their dutch translations:
Elvis leeft!
- Tom leeft.
- Tom is in leven.
Jezus leeft!
Leeft hij nog?
Hij is nog in leven.
Leeft hij nog?
Leeft Robijn der Bossen nog?
Elvis Presley leeft!
Ik hoor dat hij nog leeft.
Tom leeft nog.
Ik denk dat Tom nog leeft.
Hij leeft nog, kijk.
Leeft Tom nog?
Maar hij leeft nog?
Ik vraag me af of Tom nog leeft of niet.
Ik hoor dat hij nog leeft.
"Is hij levend of dood?" "Hij is dood."
We hopen dat Tom nog leeft.
Ik hoor dat hij nog leeft.
Ik weet zeker dat hij in leven is.
- Ik ben nog in leven.
- Ik leef nog.
- Ik ben nog in leven.
- Ik leef nog.
Ik denk dat Tom nog leeft.
Ik weet niet of hij dood is of leeft.
Maar hij leeft nog?
Iedereen weet dat hij nog leeft.
Ze gelooft dat haar zoon nog steeds in leven is.
Ze gelooft dat haar zoon nog steeds in leven is.
Ik geloof dat Elvis nog leeft.
Ze gelooft dat haar zoon nog steeds in leven is.
Ik leef, zelfs al geef ik geen teken van leven.
U leeft nog.
Ik wist dat je leefde.
Ik weet niet of hij dood of levend is.
De dokters dachten dat hij dood was, maar vandaag is hij gezond en wel en hij heeft werk en een familie.