Examples of using "комнате" in a sentence and their dutch translations:
Maak de kamer schoon.
Maak de kamer schoon.
Blijf in je kamer.
- Ze zijn beiden in de kamer.
- Ze zijn allebei in de kamer.
- Ze zijn beiden in de kamer.
- Ze zijn allebei in de kamer.
De tafel bevindt zich in een kamer.
- Maak je kamer schoon.
- Maak uw kamer schoon.
Ik ben in mijn kamer.
Help je me even de kamer schoon te maken?
In de kamer waren veel mensen.
In deze kamer mag niet gerookt worden.
Hij was alleen in de kamer.
Ik heb mijn kamer opgeruimd.
- De kamer heeft twee vensters.
- De kamer heeft twee ramen.
Er is niemand in de kamer.
Wie is in de kamer?
De kamer was donker.
Het is donker in deze kamer.
Ze zijn beiden in de kamer.
De kamer rook naar tabak.
- Is er tv op de kamer?
- Is er een televisietoestel in de kamer?
Men heeft gekuist in mijn kamer.
Er is een grote vlieg in de kamer.
De kamer was stil.
Er is een vrouw in de kamer.
- Er is een televisie in deze kamer.
- Er staat een televisie in de kamer.
Ik ben klaar met mijn kamer te kuisen.
Blijf bij haar in deze kamer.
Hij is in zijn kamer aan het spelen.
Er is een radio in mijn kamer.
In zijn kamer staan veel meubels.
Er ligt een tijdschrift op mijn kamer.
In zijn kamer staan veel meubels.
Roken is in dit vertrek niet toegestaan.
- Maria huilt in haar kamer.
- Maria is aan het huilen in haar kamer.
In mijn kamer zijn er geen klokken.
Tom stak kaarsen aan in zijn kamer.
Heb je je kamer schoongemaakt?
Wat doe jij in mijn kamer?
- Waarom ben jij in mijn kamer?
- Waarom ben je in mijn kamer?
Ik ben klaar met mijn kamer te kuisen.
Ik heb een telefoon op mijn kamer.
- Ik hoorde een geluid in de slaapkamer.
- Ik hoorde een geluid in de kamer.
Je mag in de klas geen lawaai maken.
Er was niemand in de kamer.
In de kamer waren veel mensen.
Er is bijna geen zuurstof in de kamer.
Wie woont in de kamer beneden?
Deze kamer heeft airconditioning.
Alice slaapt in mijn kamer.
Het is een grote bende in m'n kamer.
Ik zou die kamer moeten schoonmaken.
Hij is in zijn kamer aan het spelen.
Haar kamer heeft rode muren.
De kamer stond helemaal vol meubels.
De kamer is donker.
Welke voorwerpen zijn er in de kamer?
In zijn kamer staan veel meubels.
Er zijn geen stoelen in deze kamer.
- Ik slaap in mijn kamer.
- Ik slaap in mijn slaapkamer.
Slaap je in de logeerkamer?
Er zijn veel boeken in mijn kamer.
- Ik ben Toms kamergenoot.
- Ik ben Toms kamergenote.
Mijn kamergenoot is gek.
- In deze kamer mag niet gerookt worden.
- Je mag in deze kamer niet roken.
Hij was de enige in de kamer.
In deze kamer wordt niet gerookt.
Tom was alleen in de kamer.
Deze kamer is aangenaam om in te werken.
Deze kamer heeft drie ramen.
Ik heb een telefoon op mijn kamer.
Er is een televisie in deze kamer.
De kamer heeft twee vensters.
In deze kamer mag niet gerookt worden.
Mijn vader is in zijn kamer.
Tom werd alleen in de kamer gelaten.
Er is een vrouw in de kamer.