Examples of using "рулём" in a sentence and their dutch translations:
Wie rijdt?
- Ik rijd.
- Ik rij.
Als je autorijdt, moet je niet drinken.
Tom was degene die reed.
te snel rijden en sms-en in de auto,
Een oude vrouw rijdt in haar auto
- Ik zat achter het stuur.
- Ik reed.
Niet tegen hem praten terwijl hij rijdt.
Hij zat achter het stuur toen het ongeval gebeurde.
- Wie was de bestuurder?
- Wie was aan het rijden?
Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.
Telefoneer niet met je mobieltje tijdens het rijden.
Ik rijd.
- Hoe snel reed u?
- Hoe snel reed je?