Examples of using "Invitar" in a sentence and their dutch translations:
Je mag uitnodigen wie je wilt.
Ik vraag mij af, wie ik zou uitnodigen.
Ik nodig iedereen uit die wil komen.
Ik word niet vaak op feestjes uitgenodigd.
Ik daag jullie uit om iemand uit te nodigen voor #dialoguecoffee.
We gaan Tom en Mary uitnodigen voor ons Halloweenfeestje.
In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers op zogenaamd "pannenbier" trakteert om dit te vieren. Er wordt dan een vlag in de nok van het huis geplaatst. Is de opdrachtgever te gierig om te trakteren, dan wordt geen vlag, maar een bezem geplaatst.