Translation of "Invitar" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "Invitar" in a sentence and their dutch translations:

Puedes invitar a quien quieras.

Je mag uitnodigen wie je wilt.

Me pregunto, a quién puedo invitar.

Ik vraag mij af, wie ik zou uitnodigen.

Voy a invitar a quien quiera venir.

Ik nodig iedereen uit die wil komen.

No me suelen invitar a fiestas a menudo.

Ik word niet vaak op feestjes uitgenodigd.

Les desafío a invitar a alguien así a #dialoguecoffee.

Ik daag jullie uit om iemand uit te nodigen voor #dialoguecoffee.

Vamos a invitar a Tom y a Mary a nuestra fiesta de noche de brujas.

We gaan Tom en Mary uitnodigen voor ons Halloweenfeestje.

En los Países Bajos, es costumbre que cuando se construye una casa y se ha alcanzado el punto más alto y el techo está listo para el entejado, el cliente obsequia a los trabajadores de la construcción a la llamada "cerveza de la teja" para celebrarlo. Una bandera se pone entonces en la cumbrera de la casa. Si el cliente es demasiado tacaño para invitar, no se pone una bandera y en su lugar se pone una escoba.

In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers op zogenaamd "pannenbier" trakteert om dit te vieren. Er wordt dan een vlag in de nok van het huis geplaatst. Is de opdrachtgever te gierig om te trakteren, dan wordt geen vlag, maar een bezem geplaatst.