Examples of using "Sentó" in a sentence and their dutch translations:
- Maria ging zitten.
- Maria is gaan zitten.
De oude man ging zitten.
Hij zat op het bed.
Ken zette zich naast mij.
- Ze zat naast me.
- Ze zat naast mij.
- Zij ging naast mij zitten.
- Ze zat naast me.
- Ze zat naast mij.
Hij ging naast haar zitten.
Hij ging op het bed zitten.
- Hij zat tegenover mij.
- Hij zat voor mij.
Zij ging naast mij zitten.
- Hij zette zich naast haar.
- Hij ging naast haar zitten.
Tom ging naast Mary zitten.
- Hij ging op het bed zitten.
- Hij zette zich op het bed.
Tom zat op een boomstam.
Ken zette zich naast mij.
Tom zat naast Mary.
Tom ging op de bank zitten.
Toen ging Chas naast me zitten.
De jongen zat op een stoel.
Hij ging zitten om een boek te lezen.
Ze zat daar een tijdje.
Een oude man zat naast mij in de bus.
Hij zat tegenover zijn vader.
Tom zat bij het raam.
Tom zat naast Maria aan de piano.
De studente die voor de leraar zat, komt uit Duitsland.
Beethoven ging naar de piano, zette zich, en begon te spelen.
Ze zat op een leeg strand naar de één voor één aanspoelende golven te kijken.
Ze zaten op een bank in het park.