Examples of using "Taro" in a sentence and their dutch translations:
Taro, kun je mij helpen?
Welke zijn die van Taro?
Je kan me gewoon Taro noemen.
Taro is twee jaar geleden gestorven.
Toro is niet altijd hier.
Hij is Taro's broer.
Taro, het eten is klaar!
Taro spreekt beter Engels dan ik.
Wie is groter, Ken of Taro?
Hij is de jongere broer van Taro.
Hij is de oudere broer van Taro.
Taro is gedurende drie dagen in Tokyo gebleven.
Taro heeft 10.000 yen afgehaald van de bank.