Examples of using "Kate" in a sentence and their dutch translations:
- Ga zitten, Kate.
- Zet je neer, Kate.
Kate heeft de vergadering niet bijgewoond.
Kate kan jaloers worden.
- Kate heeft een verkoudheid.
- Kate is verkouden.
Jean en Kate zijn een tweeling.
Kate maakte haar huiswerk in de keuken.
Jean en Kate zijn een tweeling.
Kate is net zo charmant als haar zus.
Kate blijft tijdens weekeindes in Izu.
Kate spreekt heel snel Engels.
- Kate liep naar het restaurant van mijn vader.
- Kate rende naar het restaurant van mijn vader.
Kate heeft een appeltaart gebakken.
Kate was verrast toen ze die grote hond zag.
Mary en Kate zijn vrienden sinds de middelbare school.
Kate drinkt elke dag een heleboel melk.