Examples of using "Planın" in a sentence and their dutch translations:
- Wat is jouw plan?
- Wat is je plan?
Wat is jouw plan?
- Uw plan klinkt uitstekend.
- Jouw plan klinkt uitstekend.
Jouw plan werkte niet.
Heb je een plan?
Ik neem aan dat je een plan hebt.
- Wat voor plannen heb je vandaag?
- Wat voor plannen hebt u vandaag?
Ik vond dat het plan onverstandig was.
- Heb je enige plannen?
- Heb jij plannen?
Ik wist niets van uw plan.
- Ben je voor het plan of niet?
- Bent u voor het plan of niet?
- Zijn jullie voor het plan of niet?
Jouw plan lijkt beter dan het mijne.
Heb jij plannen deze avond?
Niet iedereen geloofde dat dit een goed plan was.
Uw plan zal zeker lukken.