Translation of "Waarmee" in Portuguese

0.004 sec.

Examples of using "Waarmee" in a sentence and their portuguese translations:

- Waarmee heeft men u geslagen?
- Waarmee heeft men je geslagen?
- Waarmee hebben ze u geslagen?
- Waarmee hebben ze je geslagen?

- Com o que te golpearam?
- Com o que bateram em você?

Waarmee hebt ge het geopend?

- Com o que você o abriu?
- Com o quê você abriu ele?

Waarmee kan ik je overtuigen?

- Como posso convencê-lo?
- Como posso convencê-la?

Hallo. Waarmee kan ik u helpen?

- Olá! Como posso ajudá-lo?
- Olá! Como posso ajudá-la?

- Die pen waarmee je schrijft is van mij.
- Die pen waarmee jullie schrijven is van mij.

O lápis que você está usando é meu.

Maar waarmee heb ik dat toch verdiend?

Mas o que foi que eu fiz para merecer isso?

De snelheid waarmee hij schrijft is zeer hoog.

A velocidade com que ele escreve é muito grande.

Goedendag, waarmee kan ik u van dienst zijn?

- Bom dia. Como posso servi-lo?
- Bom dia. Como posso servi-la?

Het speelgoed waarmee de jongen speelde is stuk.

O brinquedo com o qual o menino estava brincando está quebrado.

De pen waarmee ik schrijf is van Tom.

A caneta com a qual estou escrevendo pertence a Tom.

Team, kun je me iets brengen waarmee ik kilometers kan maken?

Equipa, podem trazer-me algo que me permita mover-me depressa?

En die ik vloeiend begrijp en waarmee ik diep kan nadenken,

e consigo entender fluentemente e usar profundamente para pensar.

- Waarmee kan ik u helpen?
- Met wat kan ik u helpen?

No que posso ser útil?

Een van de vele dingen waarmee ze worstelen om zich aan te passen.

É uma das muitas dificuldades que têm de adaptação a um mundo mais iluminado.

Als de zon ondergaat... ...stijgen de vissen waarmee de robben zich voeden naar het oppervlak.

À medida que o Sol se põe, os peixes de que os ursos-marinhos se alimentam vêm à superfície.

De reden dat ik naar Boston kwam is om de vrouw te ontmoeten waarmee ik hoop te trouwen.

A razão pela qual vim para Boston é me encontrar com a mulher com quem espero me casar.

- Wat doe je?
- Wat ben je aan het doen?
- Wat bent u aan het doen?
- Wat zijn jullie aan het doen?
- Waar bent u mee bezig?
- Wat doet u?
- Waarmee ben je bezig?
- Wat zit je te doen?
- Wat zitten jullie te doen?
- Wat doen jullie?
- Waarmee zijn jullie bezig?

- O que está fazendo?
- O que você está fazendo?
- O que fazes?
- O que estás a fazer?
- O que os senhores estão fazendo?
- O que as senhoras estão fazendo?
- Que fazes?
- Que estais a fazer?