Examples of using "Ghost" in a sentence and their dutch translations:
Satans geest ontwaakt.
Tom zag een spook.
- Is hier een geest?
- Is hier een spook?
Je bent zo bleek als een spook.
Ik dacht dat ik een geest zag.
Ik nam aan dat er een geest zou verschijnen.
Tom zegt dat hij echt een spook gezien heeft.
Jody ziet eruit alsof ze een spook had gezien.
Wat zou u doen als u een spook zou zien?
Jody ziet eruit alsof ze een spook had gezien.
Het is een geest, en ik ben de enige die met hem kan praten.