Examples of using "Never" in a sentence and their dutch translations:
Nooit.
Zeg nooit nooit.
Laat maar!
Nooit meer!
- Nooit!
- Nooit.
Geef nooit op. Geef u nooit over.
Wel heb ik ooit!
Dat is nooit gebeurd.
Geef nooit op.
Je weet maar nooit.
Je bent nooit tevreden.
Verlies nooit de hoop.
Tom scheldt nooit.
- Lieg nooit!
- Vertel nooit leugens.
Dat zal nooit gebeuren.
...of nooit.
Je moet er niet opletten.
- Maakt niet uit.
- Laat maar.
Nooit weer.
Twijfel nooit!
- Verander nooit.
- Blijf onveranderd.
Nu of nooit!
Ik heb nooit gerookt.
We zullen het nooit weten.
De aanhouder wint.
Ik heb dat nooit geloofd.
Ik heb nooit gerookt.
Dat heb ik nooit gezegd.
Ik heb nooit van je gehouden.
Dat zal nooit gebeuren.
Het zal nooit aanslaan.
Ik heb nooit van biologie gehouden.
Dat heb ik nooit gezegd.
Ik doe dit nooit.
- Lieg nooit!
- Vertel nooit leugens.
Dat heb ik nooit gezegd!
Ik heb dat nooit geloofd.
Dat zal nooit gebeuren.
Ik heb dat nooit gezegd!
Ik zal nooit weggaan.
Twijfel niet.
Nooit opgeven.
Nooit opgeven.
Ik antwoordde nooit.
Morgen komt nooit.
Tom speelt nooit vals.
Ik lieg nooit.
Ik drink nooit.
Je weet maar nooit.
Het is nooit gebeurd.
Dit is nooit gebeurd.
Geen alcohol meer!
Kijk nooit achterom.
Ik heb nog nooit gestemd.
Ik heb nooit gepraat.
Mannen huilen niet.
Russen glimlachen nooit.
Hij is nooit tevreden.
Nooit meer oorlog!
Hij liegt nooit.
Ze is nooit getrouwd.
Tom lacht nooit.
- Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.
- Je weet maar nooit!
Je zult nooit veranderen.
Je bent nooit tevreden.
We vergeten nooit.
- Vergeet het nooit.
- Vergeet dat nooit.
Nooit iets veranderen!
Nu of nooit.