Examples of using "Partner" in a sentence and their dutch translations:
Zij is mijn partner.
Wie is jouw partner?
Ik ben Toms nieuwe partner.
Ik heb een partner nodig.
Tom is een partner.
Ik heb geen partner nodig.
Tom was Maria haar danspartner.
De jongleur wierp een brandende stok naar zijn partner.
Algerije is een zeer belangrijk partnerland voor de Europese Unie.
...en ik zie mezelf in mijn jeugd die nu voorbij is. Mijn partner is een toevlucht als ik spanning heb en andersom.
Je was een goede partner. Je beslissingen hebben ons veilig gehouden en het tegengif helpen vinden.
Ik wil mijn partner in deze reis bedanken, een man die vanuit zijn hart campagne voerde en voor de mannen en vrouwen sprak met wie hij opgroeide in de straten van Scranton en met wie hij in de trein naar huis reed naar Delaware, de gekozen vicepresident van de Verenigde Staten, Joe Biden.