Translation of "Partner" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Partner" in a sentence and their dutch translations:

She's my partner.

Zij is mijn partner.

Who's your partner?

Wie is jouw partner?

I'm Tom's new partner.

Ik ben Toms nieuwe partner.

I need a partner.

Ik heb een partner nodig.

Tom is a partner.

Tom is een partner.

I don't need a partner.

Ik heb geen partner nodig.

Tom was Mary's dance partner.

Tom was Maria haar danspartner.

The juggler tossed a flaming baton to his partner.

De jongleur wierp een brandende stok naar zijn partner.

Algeria is a very important partner country for the European Union.

Algerije is een zeer belangrijk partnerland voor de Europese Unie.

And I see myself in my youth, now gone. And my partner is my refuge from tensions, and vice versa.

...en ik zie mezelf in mijn jeugd die nu voorbij is. Mijn partner is een toevlucht als ik spanning heb en andersom.

[Bear] You were a great partner on this journey, and your decisions helped us to stay safe and to find the anti-venom.

Je was een goede partner. Je beslissingen hebben ons veilig gehouden en het tegengif helpen vinden.

I want to thank my partner in this journey, a man who campaigned from his heart, and spoke for the men and women he grew up with on the streets of Scranton, and rode with on the train home to Delaware, the vice president-elect of the United States, Joe Biden.

Ik wil mijn partner in deze reis bedanken, een man die vanuit zijn hart campagne voerde en voor de mannen en vrouwen sprak met wie hij opgroeide in de straten van Scranton en met wie hij in de trein naar huis reed naar Delaware, de gekozen vicepresident van de Verenigde Staten, Joe Biden.