Examples of using "Resembles" in a sentence and their dutch translations:
Jack gelijkt op zijn vader.
Hij lijkt op zijn moeder.
Hij lijkt op zijn grootvader.
Hij gelijkt erg op zijn vader.
Het meisje lijkt op haar moeder.
Hij lijkt erg op zijn vader.
Het meisje lijkt op haar moeder.
Denk jij dat hij op zijn vader lijkt?
Nancy lijkt op mijn zus.
Hij lijkt op zijn moeder.
Hij lijkt op zijn grootvader.
Ze gelijkt erg op haar moeder.