Examples of using "Shepherd" in a sentence and their dutch translations:
Dat was een herder.
Tom is een herder.
Djafar is een herder.
Sami's hond is een Duitse herder.
De herder zoekt naar wat verloren schapen.
Sami had een Duitse herder genaamd Farid.
Sami's geleidehond is een Duitse herder.
Hij is een herder, net als zijn vader.
Het is mijn taak om het doorheen de tijd te leiden,
- De herder is op zoek naar het verloren schaap.
- De herder zoekt naar het verloren schaap.
Sami had een pomeriaan en Layla een Duitse herder.
Maria is een schapenboer, toch?