Examples of using "Christ" in a sentence and their dutch translations:
- Christus is opgestaan!
- Christus is verrezen!
Christenen geloven in Jesus Christus.
Christus is verrezen, alleluia! - Waarlijk hij is verrezen, alleluia!
Er wordt aangenomen dat Christus heel wat mirakels verrichtte.
Het Christus-drieluik van de wereldberoemde Hongaarse schilder Mihály Munkácsy bestaat uit de schilderijen "Christus vóór Pilatus", "Golgotha" en "Ecce Homo".
Volgens de legende droeg Patricius groen toen hij in 461 na Christus alle slangen uit Ierland verjoeg.
En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids. En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe. En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.