Translation of "Rencontrer" in Dutch

0.017 sec.

Examples of using "Rencontrer" in a sentence and their dutch translations:

- Tu devrais le rencontrer.
- Vous devriez le rencontrer.

Je moet hem ontmoeten.

- Il veut vous rencontrer.
- Il veut te rencontrer.

Hij wil je ontmoeten.

J'aimerais la rencontrer.

Ik zou haar graag ontmoeten.

- Tu peux le rencontrer.
- Tu as l'autorisation de le rencontrer.

Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.

- Viens rencontrer tout le monde !
- Venez rencontrer tout le monde !

Kom iedereen ontmoeten.

- J'ai hâte de te rencontrer.
- J'ai hâte de vous rencontrer.

Ik kan niet wachten om je te ontmoeten.

Je veux rencontrer Kumiko.

Ik wil Kumiko ontmoeten.

Il veut te rencontrer.

Hij wil je ontmoeten.

Je désirerais rencontrer Tom.

Ik wil Tom graag ontmoeten.

Tu devrais le rencontrer.

Je moet hem ontmoeten.

Je voudrais la rencontrer.

- Ik zou haar graag willen zien.
- Ik zou haar willen zien.

Tom veut me rencontrer.

Tom wil me ontmoeten.

Je voulais te rencontrer.

Ik wilde je ontmoeten.

Tu peux le rencontrer.

Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.

- J'aurais pu vous rencontrer à l'aéroport.
- J'aurais pu te rencontrer à l'aérodrome.
- J'aurais pu te rencontrer à l'aéroport !

Ik had je op het vliegveld kunnen treffen.

- Voici un monsieur désirant vous rencontrer.
- Voici un monsieur désirant te rencontrer.

- Hier is een heer die u wenst te ontmoeten.
- Er is hier een heer die je wenst te zien.
- Hier is een heer die je zien wil.

- Je suis heureuse de vous rencontrer.
- Je suis heureux de te rencontrer.

Ik ben blij u te ontmoeten.

- Je suis ravi de vous rencontrer.
- Je suis très heureux de te rencontrer.
- Je suis très heureux de vous rencontrer.

Ik ben heel blij u te ontmoeten.

J'ai toujours voulu te rencontrer.

Ik heb je altijd willen ontmoeten.

J'avais hâte de vous rencontrer.

Ik kijk ernaar uit u te ontmoeten.

Je veux absolument rencontrer Kuniko.

Ik wil zeker Kumiko ontmoeten.

Je viens de la rencontrer.

Ik heb haar zopas ontmoet.

- Bonjour. Je suis heureux de vous rencontrer.
- Salut. Je suis heureux de te rencontrer.
- Bonjour. Je suis heureuse de vous rencontrer.

Hallo. Aangenaam u te ontmoeten.

- Elle est très désireuse de te rencontrer.
- Elle est très désireuse de vous rencontrer.

Ze staat te popelen om jou te ontmoeten.

Je suis heureuse de vous rencontrer.

Ik ben blij u te ontmoeten.

Elle aurait pu le rencontrer hier.

- Ze had hem gisteren tegen het lijf kunnen lopen.
- Ze had hem gisteren kunnen ontmoeten.

J'aurais pu vous rencontrer à l'aéroport.

Ik had je op het vliegveld kunnen treffen.

Quelle surprise de vous rencontrer ici !

Wat een verrassing je hier tegen het lijf te lopen.

Je suis heureux de vous rencontrer.

Aangenaam kennis te maken!

Je suis ravie de te rencontrer.

Prettig kennis met je te maken.

Voici un monsieur désirant te rencontrer.

- Er is hier een heer die je wenst te zien.
- Hier is een heer die je zien wil.

- Je suis heureux de vous rencontrer.
- Ravie de vous rencontrer.
- Enchanté de faire votre connaissance.

- Aangenaam kennis te maken.
- Aangenaam.

- Elle fut dans l'incapacité de le rencontrer.
- Elle a été dans l'incapacité de le rencontrer.

Ze kon zich niet bij hem voegen.

- Tous deux ne devaient jamais plus se rencontrer.
- Toutes deux ne devaient jamais plus se rencontrer.

- Ze zouden elkaar nooit meer ontmoeten.
- Ze zouden elkaar nooit meer kunnen treffen.

Pourquoi ne voulait-elle pas le rencontrer ?

Waarom wilde ze hem niet ontmoeten?

C'est un grand honneur de le rencontrer.

Het is een grote eer hem te leren kennen.

Je suis très honoré de vous rencontrer.

Het is mij een eer u te mogen ontmoeten.

Tom est supposé rencontrer Marie à 2h30.

Tom zou Maria om 2:30 moeten ontmoeten.

Je suis très heureux de te rencontrer.

Ik ben heel blij u te zien.

- C'est un plaisir de vous rencontrer.
- Enchanté de faire votre connaissance.
- Ça me réjouit de vous rencontrer.

Prettig met u kennis te maken!

- Tout le monde veut te rencontrer, tu es célèbre !
- Tout le monde veut vous rencontrer, vous êtes célèbres !

- Iedereen wil u ontmoeten, u bent een beroemdheid!
- Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!
- Iedereen wil jou ontmoeten, je bent beroemd!

Ken est allé au parc pour rencontrer Yumi.

Ken ging naar het park om Yumi te ontmoeten.

Je n'ai pas eu l'honneur de le rencontrer.

Ik had de eer niet om hem te ontmoeten.

Elle a promis de le rencontrer au café.

Ze beloofde hem te ontmoeten in een café.

Je me réjouis de vous rencontrer en avril.

Ik kijk ernaar uit je in april te zien.

Je déplore avoir manqué l'opportunité de la rencontrer.

Het spijt mij dat ik de kans gemist heb haar te ontmoeten.

Tous deux ne devaient jamais plus se rencontrer.

- Ze zouden elkaar nooit meer ontmoeten.
- Ze zouden elkaar nooit meer kunnen treffen.

N’oublie pas de me rencontrer à la station.

Vergeet niet mij aan het station te ontmoeten.

Je n'ai pas le temps de vous rencontrer.

Ik heb geen tijd om u te ontmoeten.

- Je craignais de ne pas avoir le plaisir de vous rencontrer.
- Je craignais de ne pas avoir le plaisir de te rencontrer.
- Je craignis de ne pas avoir le plaisir de vous rencontrer.
- Je craignis de ne pas avoir le plaisir de te rencontrer.

Ik had schrik dat ik het genoegen niet zou hebben om je te ontmoeten.

Nous présente des personnes que nous n'aurions pensé rencontrer

en naar mensen die we nooit dachten te ontmoeten

De rencontrer une civilisation potentiellement plus avancée et hostile.

met potentieel meer geavanceerde en vijandige buren.

Ce fut un plaisir de rencontrer un vieux copain.

Mijn oude vriend ontmoeten was erg aangenaam.

- Je vais le rencontrer demain.
- Je le rencontrerai demain.

Ik zal hem morgen zien.

Il vient pour me rencontrer de temps en temps.

Hij komt me nu en dan bezoeken.

C'est rare de rencontrer des personnes gentilles comme toi.

- Zulke aardige mensen als jij kom je maar zelden tegen.
- Het is zeldzaam om aardige mensen zoals u te ontmoeten.

Tu ne devineras jamais qui je viens de rencontrer.

Je raadt nooit wie ik net ontmoet heb.

Tout le monde veut te rencontrer, tu es célèbre !

- Iedereen wil u ontmoeten, u bent een beroemdheid!
- Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!
- Iedereen wil jou ontmoeten, je bent beroemd!

Ça m'énerve d'avoir laissé passer l'occasion de la rencontrer.

Het spijt mij dat ik de kans gemist heb haar te ontmoeten.

- Je suis heureux de vous rencontrer.
- Ravie de vous rencontrer.
- Enchanté.
- Ravi de faire ta connaissance.
- Enchantée.
- Enchanté de faire votre connaissance.
- Je suis ravie de te rencontrer.
- Ravie de faire ta connaissance.

- Aangenaam kennis te maken.
- Ik ben blij je te leren kennen.
- Aangenaam.

Et de lui suggérer de vous rencontrer pour un #cafédialogue.

en voor te stellen samen een kop koffie te drinken.

Un bord de route est l'endroit idéal pour se rencontrer.

...vormt een berm de perfecte plek om samen te komen.

- Je vais le voir demain.
- Je vais le rencontrer demain.

Ik zal hem morgen zien.

Tu es la dernière personne que je m'attendais à rencontrer.

Je bent de laatste persoon die ik verwachtte te ontmoeten.

- J'ai toujours voulu te rencontrer.
- J'ai toujours voulu faire votre connaissance.

Ik heb je altijd willen ontmoeten.

Je suis désolé de ne pas pouvoir te rencontrer ce soir.

Het spijt me dat ik je vanavond niet kan ontmoeten.

La plupart des enfants américains vont rencontrer le « mot N » en classe.

De meeste Amerikaanse kinderen gaan het n-woord in de klas tegenkomen.

Quand Napoléon est revenu d'exil, Suchet est allé le rencontrer à Paris.

Toen Napoleon terugkeerde uit ballingschap, ging Suchet hem ontmoeten in Parijs.

Tout ce que tu as à faire est de la rencontrer là-bas.

Al wat je moet doen, is haar daar te ontmoeten.

- Peut-être le rencontreras-tu.
- Peut-être auras-tu la permission de le rencontrer.

Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.

- Je vais le voir demain.
- Je vais le rencontrer demain.
- Je le verrai demain.

Ik zal hem morgen zien.

Un homme qui cherchait à vous rencontrer est venu pendant que vous étiez sorti.

Een man die je wilde zien, kwam terwijl je weg was.

- Puis-je vous rencontrer demain à 10 heures ?
- Puis-je te voir à dix heures demain ?

Kan ik je morgen om tien uur zien?