Translation of "Großmutter" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "Großmutter" in a sentence and their dutch translations:

- Großmutter schaut gerne fern.
- Meine Großmutter sieht liebend gerne fern.

- Grootmoeder kijkt graag tv.
- Oma kijkt graag tv.

Meine Großmutter spricht langsam.

Mijn oma praat langzaam.

Wo wohnt deine Großmutter?

Waar woont je oma?

Meine Großmutter ist krank.

Mijn grootmoeder is ziek.

Meine Großmutter kann fliegen.

- Mijn grootmoeder kan vliegen.
- Mijn oma kan vliegen.

Meine Großmutter ist fünfundsiebzig.

Mijn oma is 75 jaar oud.

- Seine Großmutter scheint gesund zu sein.
- Ihre Großmutter sieht gesund aus.

Zijn grootmoeder ziet er gezond uit.

Seine Großmutter sieht rüstig aus.

Zijn grootmoeder ziet er gezond uit.

Ich liebe meine Großmutter sehr.

Ik hou erg van mijn grootmoeder.

Ich gehe zu meiner Großmutter.

Ik ga naar het huis van mijn grootmoeder.

Meine Großmutter war eine Bäuerin.

Mijn grootmoeder was een pachter.

Meine Großmutter besitzt viele Schals.

Mijn oma heeft een hoop sjaals.

Und nun zurück zu meiner Großmutter.

Wat mijn oma betreft,

Er wurde von seiner Großmutter aufgezogen.

Hij is opgevoed door zijn oma.

Das ist die Zahnprothese meiner Großmutter.

Het is het kunstgebit van mijn oma.

Meine Großmutter sieht liebend gerne fern.

Mijn grootmoeder houdt van tv kijken.

Meine Großmutter mütterlicherseits lebt in Ōsaka.

Mijn oma van mijn moeders kant woont in Osaka.

Tagsüber passt Großmutter auf die Kinder auf.

Overdag past Oma op de kinderen.

Ich besuche gerade meine Großmutter im Krankenhaus.

Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.

Großmutter vergaß wieder, ihre Pillen zu nehmen.

Grootmoeder vergat weer haar pillen in te nemen.

Meine Großmutter wollte in der Heimat begraben werden.

Mijn oma wilde thuis begraven worden.

Meine Großmutter beklagt sich immer über die Kälte.

Mijn grootmoeder klaagt altijd van de kou.

Großmutter sitzt im Schaukelstuhl und liest die Lokalzeitung.

Grootmoeder zit in de schommelstoel en leest de plaatselijke krant.

Meine Großmutter ist im Nachrichtenschreiben schneller als du.

Mijn grootmoeder sms't sneller dan jij.

Die Besuche meiner Großmutter sind immer etwas Besonderes.

De bezoeken van mijn oma zijn altijd bijzonder.

Meine Großmutter hat mir ein neues Kleid gemacht.

- Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.
- Mijn grootmoeder heeft een nieuwe jurk voor mij gemaakt.

Aus übriggebliebenen Salzkartoffeln machte meine Großmutter immer Bratkartoffeln.

Mijn grootmoeder maakte altijd gebakken aardappelen uit de restjes van de gekookte aardappelen.

- Ich besuche gerade meine Großmutter im Krankenhaus.
- Ich besuche meine Oma im Krankenhaus.
- Ich besuche meine Großmutter im Krankenhaus.

Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.

In der Wohnung der Großmutter war alles in Unordnung.

Het was een warboel in het appartement van de grootmoeder.

Meine Großmutter war immer eine ordentliche und saubere Frau gewesen.

Mijn grootmoeder was altijd een keurige en schone vrouw geweest.

Dort war sie, weil Großmutter an diesem Tag eine Krebsoperation hatte.

Zij was daar omdat mijn oma kanker had en die dag geopereerd werd.

- Meine Großmutter besitzt viele Schals.
- Meine Oma hat eine Menge Schals.

- Mijn grootmoeder bezit veel sjaals.
- Mijn oma heeft een hoop sjaals.

Ich habe Blumen gekauft, weil heute Nachmittag meine Großmutter zu Besuch kommt.

Ik heb bloemen gekocht, omdat ik mijn oma vanmiddag ga bezoeken.

Es ist schon viel Zeit vergangen, seit ich meine Großmutter besucht habe.

Er is al veel tijd voorbij sinds ik mijn grootmoeder bezocht heb.

Auf meinem Bett ist eine farbige Tagesdecke, die meine Großmutter einmal gemacht hat.

Op mijn bed ligt een gekleurde sprei, die mijn oma ooit gemaakt heeft.

Seine Mutter starb, als er jung war und er wurde von seiner Großmutter aufgezogen.

Zijn moeder stierf toen hij jong was, en zijn grootmoeder heeft hem opgevoed.

Ich denke mal, dass Toms Großmutter zu alt ist, um einen Minirock zu tragen.

Ik vind wel dat Toms grootmoeder te oud is om een minirok te dragen.

Kommt alle her! Die Großmutter will uns erzählen, wie das Leben im vorigen Jahrhunderts war.

Kom allemaal hier! Oma wil ons vertellen hoe het leven de vorige eeuw was.

Erinnerst du dich noch an den Vornamen deiner Großmutter? - Nein, ich nannte sie nur immer Oma.

Herinnert gij u nog de voornaam van uw grootmoeder?- Neen, ik noemde haar altijd gewoon oma.