Examples of using "Thron" in a sentence and their dutch translations:
Maar velen zochten zijn troon.
1066 zette hij zijn zinnen op de Engelse troon.
het koninklijk huis van Bernadotte zit tot op de dag van vandaag op de Zweedse troon.
Toen hij en zijn volgelingen het jaar daarop terugkeerden om de troon terug te eisen, werden ze opgewacht