Translation of "Accendere" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Accendere" in a sentence and their dutch translations:

- Hai da accendere?
- Ha da accendere?

- Heeft u een aansteker?
- Heb je een vuurtje voor mij?
- Hebt ge een aansteker?

Hai da accendere?

Hebt ge een aansteker?

- Potresti accendere la luce, per favore?
- Potresti accendere la luce, per piacere?
- Potreste accendere la luce, per favore?
- Potreste accendere la luce, per piacere?
- Potrebbe accendere la luce, per favore?
- Potrebbe accendere la luce, per piacere?

Zou je het licht aan kunnen doen, alsjeblieft?

Potremmo accendere un falò.

We kunnen hier een klein vuur maken...

Posso accendere la televisione?

Mag ik de televisie aanzetten?

Puoi accendere la luce?

Kan je het licht aandoen?

Potremmo accendere un piccolo falò,

We kunnen hier een klein vuur maken...

- Hai da accendere?
- Hai un accendino?

- Heb je een vuurtje voor mij?
- Hebt ge een aansteker?

O devo fermarmi e accendere un fuoco?

Of stop ik om een vuur te maken?

Saresti così gentile da accendere la luce?

Wilt u zo vriendelijk zijn om het licht aan te doen?

Puoi farmi il piacere di accendere la televisione?

Wil je zo vriendelijk zijn de tv aan te zetten?

È bene accendere un fuoco. Tiene lontano i predatori.

Het is altijd goed 'n vuur te maken. Het schrikt roofdieren af.

E posso infilare la mano qua sotto per accendere il falò.

En ik kan hieronder reiken om het aan te steken.

Ok, credi che dovremmo fermarci per tentare di accendere il fuoco?

Dus jij denkt dat we moeten stoppen en een vuur moeten maken?

- Non accendere la candela.
- Non accendete la candela.
- Non accenda la candela.

Steek de kaars niet aan!