Examples of using "Alergię" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben allergisch voor vis.
Hij is allergisch voor latex.
Ik ben allergisch voor katten.
- Ik ben allergisch voor stuifmeel.
- Ik ben allergisch voor pollen.
Zij is allergisch voor katten.
Tom is allergisch voor melk.
Ik ben allergisch voor jullie hond.
Ik denk dat ik allergisch ben voor die zeep.
- Deze eekhoorn heeft een notenallergie.
- Deze eekhoorn is allergisch voor noten.
Sommige mensen zijn allergisch voor tarwe.
- Bent u allergisch voor een één of andere plant?
- Ben je allergisch voor bepaalde planten?
Ik ben allergisch voor honden.
Ik ben allergisch voor maïs.