1. Home
  2. Translation in context
  3. Portuguese-Dutch
  4. Praça

Translation of "Praça" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Praça" in a sentence and their dutch translations:

Você está na praça?

Ben je op het plein?

Minha casa fica próxima da praça.

Mijn huis staat dicht bij het plein.

Havia centenas de pessoas na praça.

Er waren honderden mensen op het plein.

Uma nuvem de pó se abateu sobre a praça.

Een wolk van stof sloeg neer op het plein.

Pergunte ao policial onde fica a praça S. Tiago.

Vraag aan de politieagent waar het Sint-Jakobsplein is.

- Eu fui para a praça domingo passado.
- Fui ao parque domingo passado.

Afgelopen zondag ben ik naar het park gegaan.