Examples of using "Gömlek" in a sentence and their dutch translations:
Dit overhemd moet gestreken worden.
- Welk shirt is roze?
- Welk hemd is roze?
- Welk overhemd is roze?
Waar is het overhemd dat ik voor je gekocht heb?
- Zij heeft mij een shirt gegeven.
- Ze heeft me een hemd gegeven.
- Ze heeft me een overhemd gegeven.
Dit hemd kost tien dollar.
- Tom heeft geen shirt aan.
- Tom heeft geen overhemd aan.
Ik droeg een wit overhemd.
Tom droeg geen overhemd.
- Ik draag doordeweeks witte overhemden.
- Ik draag doordeweeks witte shirts.
In de zomer draag ik shirts met korte mouwen.
- Tom draagt een oranje shirt.
- Tom draagt een oranje overhemd.
Ik droeg gisteren een geel shirt.
Hij heeft altijd een blauw hemd aan.
Waarom draag je altijd witte overhemden?
- Ik geef Tom een shirt voor Kerstmis.
- Ik zal Tom een shirt geven voor Kerstmis.
Hij draagt altijd een blauwe shirt.
Hij betaalde maar tien dollar voor het hemd.
Ik wil een shirt voor mijn broertje kopen.
- Ik draag vaak een blauwe spijkerbroek en een blauw shirt.
- Ik draag vaak blauwe jeans en een blauw shirt.
- Ik heb vaak een blauwe spijkerbroek en een blauw overhemd aan.