Translation of "Trouwen" in Spanish

0.027 sec.

Examples of using "Trouwen" in a sentence and their spanish translations:

- Ze willen trouwen.
- Zij willen trouwen.

Ellos se quieren casar.

- Wilt u trouwen?
- Wil je trouwen?

¿Quieres casarte?

Ik ga trouwen.

Me caso.

Laten we trouwen.

Casémonos.

Ik wil trouwen.

Me quiero casar.

- Wanneer gaan jullie twee trouwen?
- Wanneer ga je trouwen?

¿Cuándo te vas a casar?

Ik ga binnenkort trouwen!

¡Estoy a punto de casarme!

Hij zal weldra trouwen.

- Pronto se va a casar.
- Se casará pronto.

Zij zal weldra trouwen.

Se casará pronto.

Mijn zus gaat trouwen.

Mi hermana se va a casar.

- Hij besloot eindelijk te trouwen.
- Hij heeft besloten eindelijk te trouwen.

Él ha decidido casarse finalmente.

- Wil je trouwen en kinderen krijgen?
- Willen jullie trouwen en kinderen krijgen?

- ¿Te gustaría casarte y tener hijos?
- ¿Os gustaría casaros y tener hijos?

- Ze zal met een rijkaard trouwen.
- Ze zal met een miljonair trouwen.

Ella se casará con un millonario.

- Ze besliste met hem te trouwen.
- Ze besloot met hem te trouwen.

Ella decidió casarse con él.

Ik wil met je trouwen.

Quiero casarme contigo.

Wil je met me trouwen?

- ¿Quieres casarte conmigo?
- ¿Te casas conmigo?

Eind maart gaan we trouwen.

Nos casaremos a finales de marzo.

Ze hebben besloten te trouwen.

Decidieron casarse.

Tom wil met Mary trouwen.

Tom quiere casarse con Mary.

Ik wil met Martyna trouwen.

- Quiero casarme con Martyna.
- Me quiero casar con Martina.

Volgend jaar gaat ze trouwen.

Ella se casará el año próximo.

Haar oudste dochter ging trouwen.

Su hija mayor se ha casado.

Ik wil met hem trouwen.

Quiero casarme con él.

Wanneer gaan jullie twee trouwen?

¿Cuándo te vas a casar?

Hij besloot eindelijk te trouwen.

Él ha decidido casarse finalmente.

Trouwen is een ernstige zaak.

Casarse es cosa seria.

Zij wilde liefst meteen trouwen.

Ella quería casarse inmediatamente.

Rond welke leeftijd trouwen Japanners?

¿Sobre qué edad se casan los japoneses?

- Op welke leeftijd wil je trouwen?
- Op welke leeftijd wil je graag trouwen?

- ¿Hasta qué edad te casarías?
- ¿Hasta qué edad desearíais casaros?

Ze zal met een rijkaard trouwen.

Ella se casará con un millonario.

Ze besloot met Tom te trouwen.

Ella decidió casarse con Tom.

Hij beloofde met haar te trouwen.

Él prometió casarse con ella.

Hij besloot met haar te trouwen.

Se decidió a casarse con ella.

Mary wil met een miljonair trouwen.

Mary se quiere casar con un millonario.

Zij vroeg hem haar te trouwen.

Ella le propuso casamiento.

Mijn dochter gaat in juni trouwen.

Mi hija se casará en junio.

Ze besloot met hem te trouwen.

Ella decidió casarse con él.

Ik wil trouwen en kinderen hebben.

Quiero casarme y tener hijos.

Hij wil met mijn dochter trouwen.

Él se quiere casar con mi hija.

Tom en Maria trouwen in oktober.

Tom y María se van a casar en octubre.

Ze besliste met hem te trouwen.

Ella decidió casarse con él.

Hij heeft besloten eindelijk te trouwen.

Finalmente decidió casarse.

Zij beloofde met hem te trouwen.

Ella prometió casarse con él.

- Mijn dochter is van plan te trouwen in juni.
- Mijn dochter gaat in juni trouwen.

Mi hija tiene previsto casarse en junio.

Hij besliste om met haar te trouwen.

Él decidió casarse con ella.

Tom vertelde me dat hij gaat trouwen.

Tom me dijo que se va a casar.

Ik wil trouwen, alleen niet met jou.

Quiero casarme, solo que no contigo.

Ik wil graag met een maagd trouwen.

Me gustaría casarme con una virgen.

Je bent te jong om te trouwen.

- Tú eres demasiado joven para casarte.
- Tú eres muy joven para casarte.

Maar dat belette hem niet om te trouwen.

Pero eso no le impidió casarse.

Hij was van plan met haar te trouwen.

Él pretendía casarse con ella.

Mary wil met een Formule 1-coureur trouwen.

Mary se quiere casar con un conductor de Formula 1.

Ik zou met iemand zoals haar willen trouwen.

Me gustaría casarme con alguien como ella.

Personen onder de achttien jaar mogen niet trouwen.

Las personas menores de 18 años no se pueden casar.